HOME  |  TASCHEN  |  FONTANA  |  CRUCIAL FUEL





 
Het begint met het teken


Gesproken talen leveren een bijdrage aan de geschiedenis in de vorm van mythen en sagen. Er bestaat weliswaar geen audioopname uit de oudheid die ons kan vertellen hoe er toen geleefd werd en wat mensen elkaar vertelden, maar over de visuele varianten van taal bestaat toch enige zekerheid. Er bestaat ook nu nog een vluchtige visuele variant, de gebarentaal. Anders dan veel mensen denken, is deze niet internationaal. Gebarentalen zijn landstalen met dialecten, net als in de gesproken taal. Maar daar gaat dit boek niet over. Wij behandelen de vastgelegde variant van taal en, meer specifiek, de westerse schriftvormen en de daaruit voortkomende typografie. Deze typografie kon pas tot ontwikkeling komen na een lange voorgeschiedenis van het Latijnse alfabet. De weg naar die zesentwintig letters, tien cijfers en enkele toegevoegde interpunctietekens duurde meer dan 50.000 jaar. Het begon allemaal met het ‘teken’.
Back to top



(a) ‘glyphen’ of inkervingen en (b) punten die misschien teleenheden voorstellen; (c) en (d) gekruiste lijnen, wellicht plaatsaanduidingen; (e) pijlen of speerpunten.

 
Het beeldschrift
De volgende stap, na het afbeelden van een voorwerp, was het uitbreiden van de betekenis ervan. Zo werd de tekening van een zon gebruikt om het begrip warmte of dag uit te beelden, het beeld van bergen werd gebruikt voor van-over-de-bergen of uitheems. Door het groeperen van dergelijke symbolen ontstonden er ‘leesbare’ verbanden.
Back to top



Beeldschrift van links naar rechts: een vogel plus ei: het begrip vruchtbaarheid; verticale strepen uit een hemelboog: nacht; gekruiste lijnen: vijandschap en evenwijdige lijnen: vriendschap.

 
De overgang
In de evolutie van beeldschrift naar woordbeeld neemt het Egyptische hiëroglyphenschrift een eigen plaats in. Het hiëroglyphenschrift kende naast zijn esthetische vorm een praktischer, prozaïscher, vloeiender, snelschriftvariant. Dit was het cursieve hiëratisch dat gebruikt werd voor religieuze teksten op papyrus. Later ontstond nog het volksere, wijdverspreide demotische schrift.
Back to top



De steen waarvan de afbeelding hierboven stamt, is gevonden in Rosetta (Rashid), met driemaal dezelfde tekst: in hiëroglyphen, demotisch en Grieks. Door vergelijking van deze teksten op deze ‘Steen van Rosetta’ ontcijferde Jean-François Champollion de Egyptische schriftvormen. Reproductie uit: Wallis Budge, Books on Egypt and Chaldaea – Volume XVII, The Rosetta Stone, London 1904.

 
De bakermat
Het Midden-Oosten van zo’n drieduizend jaar geleden is de bakermat van de meeste huidige schriftvormen. Naast het Egyptische hiëroglyphenschrift onstonden – op basis van ideogrammen – het Sumerische spijkerschrift en het vroeg-Semitische alfabetschrift. Uiteindelijk worden de Feniciërs, een Semitisch volk van zeevaarders en handelaren, gezien als de uitvinders van het eerste alfabet dat rond 1250 voor Christus ingang vond. Het bestond uit 22 medeklinkers en werd van rechts naar links geschreven. Het was een zogenaamd consonantenschrift waarbij tijdens het lezen aan iedere medeklinker een passende klinker moest worden toegevoegd. Het waren deze Feniciërs die door hun handelsgeest het schrift verspreiden naar Griekenland en de rest van het Middellandse Zeegebied. Rond het begin van de jaartelling was het Fenicisch in het moederland verdrongen door het Aramees. Het Aramees was wel beïnvloed door het Fenicisch en had daarmee gemeen dat het ook 22 medeklinkers bevatte.
Back to top

 
Alle wegen leiden naar Rome
Na het Fenicisch en het Aramees namen de Grieken het ‘estafettestokje’ over. Ons woord ‘alfabet’ werd gevormd uit de Griekse letters ‘alpha’ (a) en ‘bèta’ (b), die stonden voor de woorden os en huis. Omstreeks 800 voor Christus gebruikten zij het medeklinkeralfabet van de Feniciërs met daaraan toegevoegd Aramese klinkertekens A (alpha), E (epsilon), O (omicron), Y (upsilon). De I (iota) was een eigen Griekse vinding. Ook begonnen zij van links naar rechts te schrijven. Dit alfabet wordt langzaam maar zeker hét alfabet van de westerse wereld. Eerst via de Etrusken die de streek van Toscane beheersten. Daarna door de Latijnen die hen overwonnen.
Back to top



Deze kaart uit de Romeinse tijd (100 na Christus) geeft aan hoe de handelsroutes over water liepen en waaruit we afleiden hoe het schrift werd verspreid. Ook op het land waren handelsroutes tussen alle grotere steden maar over water ging de verspreiding het snelste. Het zwarte gebied geeft het toenmalige Romeinse Rijk aan. Het begon dus bij de Sumeriërs in het land tussen Tigris en Eufraat en eindigde bij de Latijnen. Ons schrift wordt nog altijd het Latijnse schrift genoemd. Tekening: Joep Pohlen


 
Het Romeinse en het Roomse Rijk

In de bloeitijd van het Romeinse Rijk, rond het begin van onze westerse jaartelling, was het alfabet gerijpt tot een buitengewoon harmonieuze vorm. Het vormgevingstechnische hoogtepunt van deze ontwikkeling is de Romeinse kapitaal, de Capitalis Romana of Capitalis Monumentalis, de moeder van alle westerse kapitaal- of majuskelschriften. De Capitalis Monumentalis was de letter die de glorie van het imperium voor de eeuwigheid vastlegde in steen. Het perfecte voorbeeld daarvan is de belettering van de Trajanuszuil in Rome.
Back to top



Tekst op de zuil van Trajanus in Rome (detail), 113 na Christus. Omdat de bovenste regel ongeveer twee meter boven ooghoogte staat, wordt de hoogte van de letters van boven naar beneden steeds kleiner. De letters in de bovenste regel zijn 11 centimeter hoog, in de onderste nog slechts 9 centimeter.

 
De Karolingische minuskel
Tegelijk met de langzame neergang van het Romeinse Rijk in de vierde eeuw na Christus, werd het christendom door keizer Constantinus tot staatsgodsdienst uitgeroepen. In West-Europa werd die godsdienst een belangrijke producent van teksten, die nog in het Latijn werden opgesteld. Die moesten worden verspreid en dat kon alleen maar nadat ze handmatig waren gekopieerd. Het schrijven was en bleef trouwens zo’n duizend jaar lang het monopolie van monniken, die het vervaardigen en verluchten van manuscripten tot grote hoogte opstuwden. Slechts weinig anderen konden lezen of schrijven. Ook Karel de Grote, die rond 800 na Christus als keizer van het Roomse Rijk in heel West-Europa de machtigste man was, was analfabeet. Hij wilde niet zelf leren schrijven – dat liet hij anderen voor zich doen – maar om de communicatie en de administratie in zijn immense rijk te stroomlijnen en zo zijn denkbeelden en zijn macht te bestendigen, besloot hij in het jaar 768 een nieuwe, officiële Halfunciaal door zijn secretaris Alcuinus te laten voorschrijven (in beide betekenissen van het woord). Deze Karolingische minuskel werd, mede door zijn helderheid en vormschoonheid, de dominante letter in West-Europa tot het eind van de 13e eeuw.
Back to top



Karolingische minuskel: Bij deze Halfunciaal zijn duidelijk de langere stokken en staarten te zien.

 
Die zuinige gotische minuskel
Het kopiëren van manuscripten, een rugbrekend en oogafmattend werk dat dag-in-dag-uit door monniken in scriptoria werd verricht, vergde niet alleen veel van lichaam en geest, maar ook veel kostbaar, uit geprepareerde huiden vervaardigd perkament. De schrijvers leerden dan ook zuiniger om te springen met dit materiaal door letters smaller te schrijven, terwijl tegelijk de snelheid werd verhoogd door een hoekiger schriftbeeld. Zo ontstond de gotische minuskel die, na een korte bloeitijd van iets meer dan twee eeuwen, werd opgevolgd door een menigte aan andere ‘gebroken schriften’. De belangrijkste ‘gebroken schriften’ waren de Textura – zo genoemd naar de gelijkenis met een weefsel of textuur – die al omstreeks 1250 opduikt in vele varianten zoals de Rotunda of het gotisch rondschrift van een eeuw later en de Schwabacher. De boekdrukletter die in 1454 door Gutenberg voor zijn bijbeldrukken werd gebruikt was trouwens een Textura-type.
Back to top



Detail Gutenbergbijbel. Gutenberg was de uitvinder van het drukken met losse loden letters in de westerse wereld. Voordien werd ook al gedrukt maar werden de complete pagina’s uitgesneden in een houten drukvorm. Als ontwerp voor zijn loden letters ging hij uit van de toen gangbare schrijfletter, een zogenaamd gebroken schrift van het Textura-type.

 
Het grote keerpunt
Terwijl in de veertiende en vijftiende eeuw de gotische letter in Noordwest-Europa hoogtij vierde, brak in Italië de renaissance uit. De gotische vormen waren daar in brede zin nooit zo aan bod gekomen. Ook niet in het letterbeeld. De starre gotische letter werd er ervaren als onelegant. De Noord-Italianen grepen terug naar de helderheid van de Karolingische minuskel die ze aanzagen als een ouder, authentieker en praktischer schrift dat dichter bij de klassieke schrijvers stond; een schrift dat ze ronder en sierlijker uitbouwden. De klassieke teksten werden herboren in een vorm die op zich de renaissance was van de Karolingische minuskel: de Humanistische minuskel.
Back to top

 
De typografische tijd

De geschiedenis van de westerse typografie laten we gemakshalve beginnen in 1455 bij de Gutenbergbijbel. Deze bijbel werd voor het eerst gezet uit losse metalen letters. Deze letters waren gebaseerd op het gotische handschrift en als eerste werd dan ook de Textura, een vroeggotische minuskel, nagesneden met alle ligaturen en afkortingen die ook in het handschrift gebruikelijk waren. Vóór deze uitvinding van de losse letter werden boeken en teksten vermenigvuldigd door ze over te schrijven in scriptoria of door een hele bladzijde met handgeschreven teksten in gespiegelde vorm uit te snijden in een blok hout en deze dan als drukvorm te gebruiken. Vervolgens is na die uitvinding van de losse letter de druktechniek en de typografie in de loop van vier eeuwen in de basis niet gewijzigd. De belangrijkste ontwikkelingen van technieken die sneller werken mogelijk maakten hebben zich voorgedaan tijdens de laatste honderd jaar, grofweg vanaf 1880.
Back to top



Het zetten met loden letters bleef ruim vijfhonderd jaar gangbaar. Het gietmengsel van handletters is harder dan het zetsel van de lettergietmachines zoals de Monotype. Het zetsel van de gietmachines hoeft ook maar een enkele drukgang mee te gaan en wordt dan weer omgesmolten, dat van de handletters moet langer meegaan.
 
Mechanische letterproductie
De eerste belangrijke ontwikkeling was in 1885 de uitvinding van de Benton-pantograaf door de Amerikaan Linn Boyd Benton. Daarmee kon mechanisch een metalen letter gesneden worden in elke gewenste grootte. Met een naald werden de contouren gevolgd van de getekende letter. Het met de hand graveren van een matrijs voor een 4 pt letter (of zelfs kleiner) was al gauw verleden tijd geworden.
Back to top

 
Fotografische letterproductie
De tweede belangrijke stap was de invoering van het fotografisch zetten in de late jaren vijftig van de twintigste eeuw. Metaal werd vervangen door fotografische film en fotografisch papier. Dit was een goedkopere en minder ongezonde werkwijze die het vrij spatiëren en zelfs overlappen van letterbeelden mogelijk maakte, die het traploos vergroten en verkleinen en, tot verdriet van de purist, het fotografisch vervormen van de letter toeliet.
Back to top

 
Digitale letterproductie
De derde belangrijke ontwikkeling begon in 1965, toen de Duitse firma Hell door middel van de kathodestraalbuis het digitale zetten introduceerde. Andere gevestigde aanbieders bleven natuurlijk niet achter en introduceerden ook digitale zetmachines. Een eminent gevolg daarvan was, in 1984, de introductie van de redelijk betaalbare en gebruikersvriendelijke Apple Macintosh – in zijn eentje goed voor de tweede democratiseringsgolf. De grafisch ontwerper kon nu zelf teksten zetten en opmaken met digitale lettertypes in PostScript-formaat, vervolgens konden ze op een daarvoor geschikte laserbelichter op fotografische film of fotopapier belicht worden.
Back to top

======================================================================================